Afhankelijk van hoe veel trek u heeft in gebakken aardappels, wordt ongeveer 200 gram per persoon gerekend.
Schil de aardappels en snijd ze in stukje, partjes of schijfjes.
Kook ze in ruim water, ze morgen echt onder water staan, maar niet helemaal gaat.
Dan behouden ze hun stevigheid en garen ze verder als u ze bakt.
Giet ze af en laat afkoelen.
U kunt ze eventueel even kort op een heel laag vuur droogkoken en daarna af laten koelen.
Afkoelen betekent in dit geval totdat al het vocht verdampt is.
Zet de pit niet te hoog en schud af en toe zodat ze door de pan schuiven.
Niet meteen met een spatel in de weer gaan.
Dan is de kans groot dat de aardappeltjes breken.
Strooi wat zout over de aardappels en laat ze langzaam bakken.
Schud ze om in de pan of gebruik hiervoor de spatel, maar wacht tot de ene kant mooi goudbruin is van kleur voor u ze draait.
Leg de aardappels die klaar zijn eventueel op een stuk keuken papier om uit te lekken, het papier neemt het overtollige vet goed op, en doe ze in een schaal en bak de volgende lichting.