In 2020 gaf 45 procent van de 18-plussers aan maximaal vier dagen in de week vlees te eten.
Van de volwassenen met een wo-opleiding eet 10 procent pesco- of vegetarisch, van de hbo’ers 6 procent, tegen 1 procent van degenen met alleen basisonderwijs.
Volledig plantaardig eten komt het vaakst voor bij universitair geschoolden, van hen geeft 2 procent dit aan.
Onder 18-plussers met een lager onderwijsniveau is dat minder dan 0,3 procent.
Vrouwen geven vaker dan mannen aan dat ze geen vlees eten.
Mensen jonger dan 35 jaar eten naar verhouding iets vaker pescotarisch of vegetarisch, terwijl ouderen (vanaf ongeveer 55 jaar) juist vaker flexitarisch eten.
Stedelingen eten vaker pesco- of vegetarisch en flexitarisch dan plattelandsbewoners.
5 procent eet geen vlees.
Vlees- en visconsumptie, 2020:
Volledig plantaardig: 0,4,
Nooit vlees en nooit vis: 1,7,
Nooit vlees, wel vis: 2,6,
Maximaal 4 dagen per week vlees: 44,7
5 of 6 dagen per week vlees: 30,4,
Iedere dag vlees: 20,2.
Ook werd onder andere gevraagd op hoeveel dagen in de week ze gewoonlijk vlees of vis eten.
In 2020 zegt 35 procent van de 18-plussers dat ze in de voorafgaande 12 maanden minder vlees zijn gaan eten dan daarvoor, door vleesloze dagen in te lassen of door kleinere porties vlees te eten.